Goddank die armen – Fenna Riethof

Ik weet niet hoe het bij jou zit, maar mensen zijn snel geneigd mij gerust te stellen.

Toen ik op werk koffie morste, riepen collega’s: ‘Komt wel goed, Fenna’. Tweeënhalf jaar geleden op het Dag Mag Zomerkamp zei ik tegen een mededeelnemer dat ik nog niet tevreden was over mijn verhaal – en voor ik het wist, werd ik in een leunstoel gedrukt, kreeg ik gemberthee aangeboden en moest ik aanhoren hoe iederéén weleens onzeker is. En vlak voordat ik op de foto moest tijdens het finaleweekend van Write Now!, stond ik van de kou op en neer te wippen en sloeg het meisje dat na mij aan de beurt was prompt haar lieve armpjes om me heen: ‘Relaaaax, schat, relaaaax.’

Het is alsof je te horen krijgt dat je boos kijkt: je wás het niet, maar voelt nu inderdaad woede komen opzetten. Ik hóefde niet gerustgesteld te worden maar, ach. Ga er nu ook maar mee door, aangezien ik nu daadwerkelijk kapot begin te gaan.

In de weken voorafgaand aan de prijsuitreiking van Write Now! Utrecht 2017 probeer ik uit alle macht niemand aanleiding te geven om zich zorgen te maken om mijn mentaal welzijn. Ten eerste door m’n deelname enigszins geheim te houden; in een WhatsApp-groep met schrijvende leeftijdsgenoten negeer ik de vraag wie het er dit jaar op zal wagen. Wanneer iemand het me direct vraagt, haal ik m’n schouders op en zeg: ‘Misschien. Heb je de laatste aflevering van Wie is de Mol gezien?’

Mezelf maak ik wijs dat ik niet nerveus ben. Heb immers al ervaring met niet winnen; in 2016 deed ik voor het eerst mee aan de schrijfwedstrijd. Tot mijn teleurstelling kreeg ik toen ‘niet eens’ een eervolle vermelding. Ik ga er maar van uit dat het weer zo zal lopen.

Een maand lang houd ik alle zenuwen binnenboord, tot ze eigenlijk niet meer te houden zijn. Dat moment breekt een paar uur voor de uitreiking aan. Ik lig op de bank en mijn lichaam voelt alsof het van binnenuit wordt opgegeten. Ik weet: in mijn nachtkastje ligt de strip kalmeringspillen die ik een jaar geleden kocht om mijn afstudeergesprek door te komen – maar fuck dat, het is te ver lopen. Ik kan genoeg mensen bedenken die bereid zijn me telefonisch moed in te spreken, maar dat is precies wat ik had besloten níet te willen. Hun woorden zullen ongetwijfeld werken als olie op het vuur. Dus blijf ik liggen en sluit ik mijn ogen.

Een paar vreselijke uren later begint het avondprogramma in het Akademietheater in Utrecht. Ik vlucht naar de achterste rij. Ik zie veel ouders, broertjes en andere aanhang, maar weet dat er ook deelnemers zijn die net als ik niemand bij zich hebben, of zelfs helemaal niet zijn komen opdagen uit angst voor de uitslag. Net als ik op het punt sta te imploderen, schuift een vriendin aan. ‘Verrassing.’ Blijkbaar heb ik voor deze kleine lieve bemoeial mijn deelname niet kunnen verbergen. Ze ziet hoe ik mijn zweethanden aan mijn broek afveeg en werpt zich over me heen alsof ik een school vissen ben en zij een visnet. ‘Het komt goed, Fen,’ zegt ze gesmoord. Een opmerkelijk draaglijk halfuur later juicht ze hard, terwijl ik – als in een droom – de tribune afloop om de tweede prijs in ontvangst te nemen. Vanaf het podium zie ik haar schimmetje stuiteren.

Ik denk dat ik mezelf sinds die avond minder als lijdend voorwerp ben gaan zien, je weet wel, wat die menselijke ‘geruststelneiging’ betreft. Als er immers voortdurend iemand is die zijn armen om mij heen slaat, word ik ook omhelsd wanneer ik het daadwerkelijk kan gebruiken.

Aan de toekomstige deelnemers die voor de tweede, derde of zelfs zesde keer meedoen: houd je deelname niet geheim, zoals ik dat deed. Gun jezelf op z’n minst één iemand die op de dag des oordeels aan je ziekbed kan staan, geruststellende dingen kan zeggen en eventueel voor je naar je nachtkastje kan lopen. Gun bovendien de ander dat plezier. Als je die avond opnieuw niet wint – een denkbaar scenario – dan zijn er goddank die armen. En mocht je dit jaar eindelijk wél onder luid applaus de tribune afdalen – ook een denkbaar scenario – dan heb je je eigen stuiterende schimmetje. Dat, geloof mij, is het wat de ervaring vooral zo waardevol maakt.

Fenna Riethof (1992) uit Utrecht is journalist en houdt dagen vrij om fictie te schrijven. Ze ging mee op Das Mag Zomerkamp 2015, publiceerde o.a. in Op Ruwe Planken, Tijdschrift Ei en op De Optimist en stond op de shortlist van de CJP-schrijfwedstrijd in 2017. Er moet minstens één roman komen (die alle andere overbodig maakt – relativeren moet je niet overdrijven, vindt Fenna). Ze won met haar verhaal ‘Een fucking kurk‘ de tweede prijs tijdens Write Now! Utrecht 2017. Fenna was één van de vijf wildcardwinnaars.

Deel deze pagina:

Columns